Strandvakantie

Strandvakantie


Anna had niets gemerkt. Ze was in haar strandstoel in slaap gevallen. De strandwachters bevrijdden haar kind van onder het zand. Het meisje had het rode schopje nog in haar handen. Voor hulp was het te laat.
Nooit ging Anna nog naar zee. Het idee alleen al maakte haar misselijk. Televisiespotjes met vrolijke mensen op het strand zapte ze weg. Het geschreeuw van meeuwen sneed door haar hart. Ze ging wel nog op vakantie, altijd hoog in de bergen, dicht bij de hemel.
Anna overleefde haar dochtertje eenentachtig jaar.
In haar wilsbeschikking stond, in het beverige handschrift van een hoogbejaarde:


Ik wens NIET begraven te worden maar gecremeerd.
Mijn as mag IN GEEN GEVAL uitgestrooid worden op zee.