Mooi Verhaal

Mooi Verhaal


Luister. Het is een mooi verhaal.


De grootvader van de schilder is tweeëndertig wanneer de oorlog uitbreekt. Hij heeft er de pest in dat hij moet gaan vechten tegen de Duitsers die het land zijn binnengevallen omdat ergens ver weg een prins werd vermoord. Nu moet u weten, de grootvader van de kunstenaar is al tien jaar afgezwaaid. Hij heeft een rustige job gevonden als tuinier bij een rijke baron waar hij de rozen snoeit, iets wat hij liever doet dan Duitsers neerschieten of zelf neergeschoten te worden. U kunt zich voorstellen hoe hij baalt wanneer hij weer onder de wapens moet. Wat hem nog het meest bezwaart, is dat hij net kennis heeft gekregen met de gouvernante van de baron. U begrijpt hoe hij zich voelt wanneer ze afscheid moeten nemen.


Zin of geen zin, als brave burger en diepgelovig man doet hij zijn plicht voor God en Vaderland. Voor hij het goed en wel beseft moet hij op de loop voor de Duitse kanonnen die de forten aan flarden schieten alsof ze van karton zijn. Hij rent het hele land door, tot over de Franse grens. Binnen de kortste keren is heel België bezet door de Duitsers. Helemaal? Nee! Een klein hoekje van het land biedt koppig weerstand aan de barbaren - dat heb ik van Asterix, inderdaad. De oorlog is dus nog niet voorbij. Hij mondt uit in een eindeloze slachtpartij waarbij miljoenen jongens met het dons nog op de wangen in de modder wegrotten. Al gauw is er een nijpend tekort aan vers kanonnenvlees. De grootvader, die dacht dat hij veilig was in Frankrijk, moet terug naar de hel van Vlaanderen, waar de schrapnels hem om de oren vliegen en de lijken zich opstapelen.


Plots is het lot hem gunstig gezind, de koning beslist dat de oudere soldaten de loopgraven mogen verlaten. U kunt zich wel inbeelden hoe opgelucht hij is dat hij niet meer elke dag moet opstaan met de vraag of hij de avond nog zal halen. Als werksoldaat komt hij terecht in de buurt van een garnizoensstadje achter het front, waar hij putten moet graven en andere putten weer moet dichtmaken. Eind goed al goed, zou u denken. Maar dat is buiten de waard gerekend, want zoals in elk goed verhaal geldt ook hier een reversal of fortune. De Duitsers hebben met hun chemische rotzooi flink huis gehouden en een paar kilometer terreinwinst geboekt, waardoor het stadje nu binnen het bereik van hun kanonnen ligt. Binnen de kortste keren breekt de hel er los, brave burgers worden op straat uiteengereten, mensen worden levend begraven onder het puin – een horreur. Tussen al dat gedaver, gedruis, geschreeuw en geschrei probeert de grootvader van de schilder zijn vege lijf te redden. Hij rent halsoverkop een huis binnen – niets te vroeg, want even verderop slaat een zware obus een grote krater in de straat. Alle ruiten van dat huis aan diggelen, alle pannen van het dak, maar de grootvader van de kunstenaar is als bij wonder ongedeerd en ontkomt aan het inferno.


Een eeuw later loopt de schilder door dezelfde straat. In het oorlogsdagboek van zijn grootvader las hij hoe het dubbeltje daar langs de goede kant viel, niet alleen voor zijn grootvader maar ook voor zichzelf. Hij wordt overvallen door een historische sensatie, alsof hij zelf de grootvader is die daar voor zijn leven rent. Tranen wellen op in zijn ogen, wanneer hij beseft hoe ook zijn eigen leven daar aan een zijden draadje hing. Als zijn grootvader daar het loodje had gelegd, was hij nooit getrouwd met de gouvernante van de baron. Dan was de vader van de schilder nooit geboren. Dan was de schilder zelf nooit geboren. Dan was de schilder honderd en zo veel jaar later nooit op zoek kunnen gaan naar de geschiedenis van zijn grootvader. Dan had hij in de archieven van dat stadje nooit de foto gevonden van die met water gevulde bomkrater, die op een visput lijkt, en had hij nooit dit schilderij kunnen maken.


Nu u dit verhaal hebt gehoord, begrijpt u waarom de schilder dit schilderde, en ziet u ook dat dit niet zomaar een schilderij van een banale visput is, maar een werk dat ons iets vertelt over de condition humaine. Alles in dit leven hangt aan elkaar van louter toevalligheden. Ons bestaan is flinterdun als de vleugels van een libelle, en daarom ook zo uniek.


Mooi verhaal, toch?